“Je bent gek, dat kun je niet maken!” Ik zweeg. “Noël, kom op, denk toch na.” Takuya greep mijn schouder vast, “Wij zijn niet opgeleid om mensen te doden! Wij zijn -” Ik sloeg Takuya’s hand van mijn schouder af. “Houdt je kop, ik doe wat ik wil,” siste ik. Takuya staarde mijn lange tijd aan. “Je kunt niet zomaar anderen vermoorden omdat jij er geld voor krijgt, dat is onredelijk.” zei hij uiteindelijk. “Takuya, luister, we delen het geld. Jij hoeft er helemaal niks voor te doen!” riep ik gefrustreerd. Takuya draaide zijn rug naar me toe. “Vertrouw me, ik weet waar ik mee bezig ben. Ik ben niet voor niets benoemd tot de stilste sluiper van onze groep.” probeerde ik. “Van wat er over is van onze groep zijn jij en ik! Dan ben jij inderdaad de beste, dat is toch geen vergelijking meer!” riep Takuya boos uit. Ik maakte een sissend geluid, ik wist niet waarom, dat deed ik gewoon. Ik sprak ook altijd met een scherpe ‘s’. “Je kunt niks anders dan mensen kwaad doen.” zei Takuya. “Is dat zo?” wierp ik tegen, “Dus je vindt het ook slecht wanneer ik jou help? Helpen is dus ook kwaad?” Ik voelde mijn hoge adrenaline gehalte. Takuya zweeg onmiddellijk, inziend dat wat hij net had gezegd onzin was. Uit frustratie keek ik naar het plafond, het oude verrotte plafond. Ik hoorde Takuya weglopen.Als wij een normaal leven zouden leiden zou ik echt niet de kans genomen hebben een ander te doden voor geld. Ons leven zag er zo uitzichtloos uit, dat ik vond dat ik geen andere keus had. We hadden geen geld, geen eten, geen onderdak, helemaal niks. Dit was de ultieme kans om ons leven te verbeteren. Het was onze beurt om te genieten van het leven.Ik pakte de brief en las het nog eens door. Mijn ogen gingen wel vier keer over de regel waarin het grote bedrag stond dat ik als beloning zou krijgen. Het verlangen naar een beter leven won. Ik was de Stille Sluiper, en ik zou mijn naam waardig blijven. Ik besloot deze avond de deal nog te gaan maken. Zuchtend liep ik door de smalle straten op weg naar het station. Denvers, de dealer, had zelfs een treinticket bij de brief in gedaan. Hij had werkelijk overal aan gedacht. Dat hij van mij af wist betekende dat hij mij had zitten bespioneren. Het moesten wel hele goede spionnen zijn, want ik had niks doorgehad. Ik stelde me voor hoe honderden aanhangers achter Denvers aanliepen. Nog even en ik zou ook er een van zijn, maar dat gaf niet. Het geld was nodig. Overwegend of het een val kon zijn stapte ik de trein in, op weg naar Phobe. Eenmaal daar werd elke verwachting vervuld. Twee vuile kinderen renden vechtend om een stuk oud brood voorbij. Ik besefte dat ik de juiste keus had gemaakt. Ik kon over alle kapotte, oude huisjes kijken en het centrum dat zich erachter bevond zien. Het zag er aantrekkelijk uit, hoge gebouwen en veel rijke huizen. Ik begon mijn weg erheen te wandelen, dwars door de buitenwijken. Het stonk hier enorm naar urine, het leek op ons tijdig verblijf. Ik zag een paar mensen buiten staan, een vrouw met een baby in haar armen keek mij aan en glimlachte. Na anderhalf uur gelopen te hebben kwam ik bij Denvers aan. Een enorm gebouw stond voor me. Zenuwachtig schoof ik de zware hekken opzij en liep door naar de ingang.Eenmaal daar hoorde ik een radiootje krakend zeggen: “Wat moet je?” “Ik ben uitgenodigd door Denvers,” zei ik. “Oké, loop maar door.” kraakte de radio opnieuw. Langzaam duwde ik de twee klappen van de deur opzij en liep naar binnen. Mijn handen waren klam van het zweet. Plotseling besefte ik dat er twee mensen achter me stonden. Meteen vergat ik hoe zenuwachtig ik was geweest en lag ik in een seconde tegen de grond. Ik haalde mijn been langs de hunnen en takelde hun. Terwijl ze beiden vielen zag ik dat de man met de zonnebril zijn pistool greep. Meteen liet ik mijn hak in gezicht neerkomen. Hij kreunde hard. De andere stond op en haalde een dolk uit zijn zak. Ik concentreerde me helemaal op zijn bewegingen. Toen hij een zwaai met zijn dolk maakte bukte ik en greep zijn pols vast. Met een knak draaide ik zijn pols om, hij schreeuwde het uit en het dolk viel uit zijn hand. Ik liet mijn knie in zijn maag komen. Nieuwe mannen kwamen aanrennen met pistolen. Vlug hield ik de man die ik nog vast had voor me. Rennend met de man als schild zocht ik een schuilplaats. Dit moest een test zijn van Denvers. Als ik nu doodging kon ik fluiten naar mijn geld. Ik mocht niet falen. Ik sprong achter een groot vrouwenstandbeeld. Meteen hoorde ik kogels tegen het beeld aankomen. Alsof het zin had om een stenen beeld te gaan beschieten. Ik voelde in zakken van de man die naast me lag, hij kreunde zachtjes. Ik vond een pistool en voelde me een stuk minder kwetsbaar. In mijn eigen zak had ik nog vijftien shurikens, messen in de vorm van een vierpuntige ster. Klein maar fijn zei ik altijd. Ik keek vlug om de hoek en telde tien mannen. “Goed Noël, ik wil dat je in één worp in alle tien rozen schiet.” zei meester Kagume streng. Ik trok mijn mond op. Altijd had ik met vijf rozen geoefend, was dit niet een te grote sprong? Ik moest het proberen, als meester Kagume er vertrouwen in had dan waarom ik niet? “Deze test vergt veel concentratievermogen. Ik weet dat jij het hebt.” zei mijn meester scherp. Ik knikte. Losjes liet ik aan elk vinger één hangen. Ik rees mijn armen en kruisigde ze. In mijn ooghoek zag ik meester goedkeurend knikken. Concentratie...Concentratie… Dat was wat ik geleerd had bij meester Kagume, en nu was hij niet meer. Wat hij mij geleerd had zou altijd blijven. Voor hem zou ik niet falen!Losjes hield ik de shurikens om mijn vingers. Ik zag dat de man die naast me lag me met grote ogen aanstaarde. De roos was in dit geval de keel. …was dit wel goed? We mochten alleen uit zelfverdediging ninjatechnieken toepassen, maar ik had eigenlijk hierom gevraagd. Als ik dit niet zou doen zouden Takuya en ik een verschrikkelijk bestaan lijden. Was ik te egoïstisch voor de mensheid? Ik besloot dat er geen terugweg was en dat deze mensen mij toch ook dood wilden. Plotseling zag ik dat de man die bij me lag het pistool die op de grond lag probeerde te pakken. Een woede schoot door me heen en ik maakte een sissend geluid. Meteen greep ik het pistool en sloeg het met tegen zijn hoofd. Hij was meteen bewusteloos. Geïrriteerd door zijn poging probeerde ik me opnieuw te concentreren.Ik voelde dat ik er klaar voor was. Mijn reflectie had zijn hoogtepunt bereikt. Ik kwam achter het beeld weg en liet de shurikens hun eigen weg gaan. Ik ging vlug weer achter het beeld staan. Toen ik zag hoe het voorhoofd van de man die ik met het pistool had geslagen was gezwollen moest ik grijnzen. Dit was geen moment om te lachen, preekte ik mezelf. Toen het achter me stil werd keek ik voorzichtig de hoek om. Ik zag geen staande mensen meer. Een gevoel van overwinning maar tegelijk ook van walging ging door me heen. Voorzichtig kwam ik achter het beeld vandaan. Gespannen liep ik met het pistool in mijn hand naar de dode mannen toe. Plotseling ging er een deur open en fel licht scheen in mijn ogen. Ik kneep mijn ogen tot spleetjes en stootte per ongeluk een vaas om. Toen de vaas met een klets op de grond viel schrok ik, glasscherven sprongen alle kanten op. Vlug richtte ik het pistool op het licht. Daar kwam de koning. Hij had een bontjas aan waar het hoofd van de geslachte hond nog aanhing, het was een verschrikkelijk gezicht. Denvers had een flauwe glimlach op zijn gezicht, alsof het hem niets kon schelen dat zojuist twaalf mannen van hem geslacht waren. Ik herstelde me en riep: “Ben jij Denvers?” “Correct,” antwoordde hij. “Wil je wel het licht uit mijn ogen halen?” riep ik opnieuw. Denvers begon te lachen, “Noël, was het niet?” zei hij glimlachend. “Ja, dat ben ik.” Denvers liep op me af. De kaken van het hoofd van de hond klapten bij elke stap op elkaar. Ik liet het pistool zakken. “Ik ben onder de indruk,” zei hij tevreden. Ik siste. Denvers trok zijn wenkbrauwen op, “Wat is dat voor een antwoord?” zei hij. “Dat is een gewoonte van mij,” zei ik schouder ophalend, “het gebeurt altijd onbewust.” “Mooie lenzen trouwens.” merkte hij op. “Bedankt,” de meeste mensen dachten waarschijnlijk dat ik lenzen in had, maar Takuya en ik wisten wel beter. Ik had zolang ik kon herinneren altijd rode irissen gehad.“Mooie jas, niet?” merkte hij op toen hij mij zag staren naar de hondenkop. “Hm,” mompelde ik. “Goed Noël, zoals ik al zei, ik ben onder de indruk.” zei Denvers, “Ik neem aan dat je hier bent gekomen omdat je de baan wilde.” Ik knikte, maar ergens was ik onzeker.“Elke vrijdagavond rond twaalven gaat Weimah naar de nachtclub Telga.” vertelde Denvers. Ik knikte half luisterend. “Ik heb hier twee pasjes voor je,” hij toonde ze, een nagemaakt identiteitbewijs en een lidpas voor de club Ibis. “Waarvoor?” vroeg ik. Denvers hield de valse ID omhoog, “Op deze staat dat je 18+ bent,” hij toonde de andere waar Ibis op stond, “en dit is een bewijs dat je bij Ibis hoort, dat is een geheime partij die voor Weimah smerige en illegale klusjes opknapt.” Ik nam de pasjes aan. “Oké, het gaat wel lukken.” verzekerde ik Denvers. “Als je durft te zeggen dat je door mij bent gezonden kom ik je persoonlijk afmaken,” dreigde Denvers, “zorg dus dat je niet betrapt wordt.”
Friday, January 19, 2007
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment